Wis- en natuurkunde

Postma promoveerde in 1895 bij de latere Nobelprijswinnaar J.D. van der Waals op het proefschrift Iets over uitstraling en opslorping.
Hij gooide zich naast zijn leraarsbaan op de studie van de natuurkunde. Hij had onder andere contact met H.A. Lorentz, in die tijd een centrale figuur in het internationaal netwerk van natuurkundigen. Zijn artikelen verschenen in de ‘ Verslagen en mededelingen ‘ van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Postma maakte van alles wat hij bestudeerde en schreef uittreksels en aantekeningen in schriften, achthonderd in totaal. Die worden bewaard in het archief van Tresoar. Ze geven een goed beeld van zijn geestelijke arbeid en ontwikkeling in de loop der geschiedenis en laten ook de filosofische achtergrond van zijn dichtwerk zien.
In 1912 begon zijn interesse in historische onderwerpen groter te worden en vanaf 1918 liet hij het natuurwetenschappelijk bedrijf voor wat het was. Hij richtte zijn wetenschappelijke activiteit nu helemaal op de geschiedenis van het Friese land en zijn bewoners, in het bijzonder op de landbouwgeschiedenis. Dat resulteerde onder andere in 1934 in De Friesche kleihoeve.
Na zijn pensioen kon hij zich nog meer uitleggen op het geschiedenisonderzoek. Op hoge leeftijd werkte hij nog mee aan de Geschiedenis van de Friese Landbouw (1952 ), waar hem (en J.J. Spahr van der Hoek) in 1954 de Dr. Joost Halbertsmaprijs voor werd toegekend. Voor en na publiceerde hij artikelen over de boerderij, het boerenleven en het Friese dorp vanouds, zoals hij eerder ook over wis- en natuurkundige onderwerpen had geschreven.
Tot over zijn negentigste kwam hij nog op de Kanselarij aan de Turfmarkt in Leeuwarden, waar het archief gevestigd was. Tot zijn dood bleef hij de publiceren van historische studies, die nog dikwijls worden aangehaald. Belangrijker dan zijn wetenschappelijk werk is echter zijn Friese dichterschap.

Overzicht natuurwetenschappeijke brieven aan en van Obe Postma

Lees ze hier